Huizinga

MiddeleeuwenJohan Huizinga

In 1919 maakt maakte de Leidse historicus Johan Huizinga met zijn boek zijn boek Herfsttij der middeleeuwen korte metten met het toen heersende beeld van de middeleeuwen. Hij liet zien dat de late middeleeuwen een periode zijn met een eigen karakter en een belangrijke rol in de geschiedenis.

Johan Huizinga

Wie denkt aan de middeleeuwen, denkt vaak aan een duistere, inactieve periode waarin weinig van waarde gebeurde. Een periode die we maar het best zo snel mogelijk kunnen vergeten en die enorm contrasteert met de erop volgende renaissance, waarin onze huidige cultuur wortelt.

Maatschappelijke verruwing

Mede dankzij Herfsttij der middeleeuwen (ondertitel: Studie over levens- en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden) veranderde dat beeld al in 1919. In dat boek toonde Huizinga een nieuwe visie op de 14e en 15e eeuw. Tegenover de vergaande maatschappelijke verruwing plaatste hij de cultuur van het hofleven, waarmee hij liet zien dat de late middeleeuwen een periode is met een eigen karakter die een belangrijke rol speelde in de overgang naar de nieuwe tijd.

In 1920 ontving Huizinga voor Herfsttij der middeleeuwen de D.A. Thiemeprijs, voor een persoon of organisatie die een uitzonderlijke prestatie heeft verricht in of rond het Nederlandse boekenvak en die alleen wordt uitgereikt als er een goede kandidaat is. Het boek verscheen in 1924 in het Engels onder de titels The Waning of the Middle Ages en The Autumn of the Middle Ages. Verder verscheen het in het Zweeds (1927), het Spaans (1930), het Frans (1932), het Hongaars (1937), het Italiaans (1940), het Fins (1951) en het Russisch (1995).

Gevoel voor taal

Johan Huizinga werd in 1872 in Groningen geboren. Hij had een goed gevoel voor taal en studeerde in zijn geboortestad germanistiek, Sanskriet en vergelijkende taalwetenschap. In 1897 promoveerde hij op een proefschrift over Oudindisch toneel. Na een aantal jaren waarin hij werkte als leraar geschiedenis, werd Huizinga in 1905 in Groningen benoemd tot hoogleraar algemene geschiedenis, en in 1915 in Leiden.

Huizinga was lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en van 1929 tot 1942 voorzitter van de afdeling Letterkunde. Na een korte ziekte overleed hij begin 1945 op 72-jarige leeftijd in Rheden bij Arnhem. Huizinga ligt begraven in Oegstgeest, bij het Groene Kerkje. De persoonlijke en wetenschappelijke nalatenschap van Huizinga is ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek Leiden.

Nalatenschap

Huizinga’s nalatenschap is in de academische wereld nog altijd goed zichtbaar. Aan de Universiteit van Amsterdam vernoemde men het Huizinga Instituut voor cultuurgeschiedenis naar hem. In Leiden is de lezingencyclus ‘Huizingalezing’ naar hem vernoemd, een jaarlijkse lezing over een cultuurhistorisch of cultuurfilosofisch onderwerp die tot 2013 samen met NRC Handelsblad werd georganiseerd en sinds 2014 samen met het tijdschrift Elsevier. De Universiteit Leiden vernoemde bovendien ook een gebouw naar hem, het Johan-Huizingagebouw. Daarin zijn de opleidingen geschiedenis, kunstgeschiedenis en klassieke talen gehuisvest, evenals het Leiden University Institute for History. Zowel in binnen- als buitenland worden nog voortdurend boeken en bundels van Huizinga herdrukt.

Deze locatie komt voor in de volgende routes: