Cornelis van Vollenhoven

Adat-rechtVan Vollenhoven

In de voormalige kolonie Nederlands-Indië, tegenwoordig Indonesië, bestond een vorm van ongeschreven rechtspraak: het adatrecht. Vanuit zijn overtuiging dat Nederland een voorbeeldig koloniaal rechtssysteem moest ontwikkelen, besloot de Leidse hoogleraar Cornelis van Vollenhoven zich aan het begin van de twintigste eeuw te verdiepen in het adatrecht.

Cornelis van Vollenhoven

Cornelis van Vollenhoven werd in 1901 hoogleraar in Leiden. Zijn leeropdracht was onder andere het adatrecht van Nederlands-Indië. Hij meende toen al dat Nederland dit recht eeuwenlang ten onrechte heeft miskend. Dat idee sloot aan bij de nieuwe Ethische Politiek die koningin Wilhelmina datzelfde jaar afkondigde in haar Troonrede. Volgens die nieuwe politiek moest het koloniaal bestuur zich inzetten voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de inheemse bevolking.

Door uitgebreid en diepgaand veldonderzoek in het koloniale eilandenrijk toonde Van Vollenhoven de aard en betekenis van het adatrecht aan. Hij begon daarop in Leiden een adatrechtschool en leidde daar vele toekomstige ambtenaren op.

Meer rechten

Omdat zijn Adatrechtschool de Indonesische dorpelingen meer rechten op hun grond gaf, ontstonden spanningen tussen Van Vollenhoven en het koloniale bedrijfsleven. Bedrijven voelden zich gehinderd bij hun exploitatie van diezelfde grond. In Utrecht wordt daarom een ‘tegenfaculteit’ opgericht waar een andere interpretatie werd onderwezen.

Van Vollenhoven ontpopte zich al op jonge leeftijd tot een voorvechter van een rechtvaardiger wereld. Tijdens zijn studies rechten en oosterse talen in Leiden raakte hij geïnspireerd door de ideeën van Hugo de Groot en ontwikkelde hij een voorzet voor een nieuwe internationale rechtsorde die hij opschreef in zijn boek De drie treden van het Volkenrecht.

Voorbeeldig rechtssysteem

Van Vollenhoven meende dat Nederland een voorbeeldig koloniaal rechtssysteem moest ontwikkelen, gebaseerd op erkenning van het recht van de inheemse bevolking. In dit geval dus het adatrecht. Hij was pas 27 toen hij hoogleraar werd, met als leeropdracht ‘Het staats- en administratief recht van Nederlands-Indië en het adatrecht van Nederlands-Indië’.

Vanaf 1909 gaf hij met zijn oudere collega Snouck Hurgronje leiding aan een van de grootste en langdurigste onderzoeksprojecten die ooit werden uitgevoerd door Leidse rechtswetenschappers: de ontdekking en beschrijving van het adatrecht in alle streken van Indonesië. Monumentaal was zijn driedelige Het adatrecht van Nederlands-Indië waarin hij zijn bevindingen opschreef.

Felle kritiek

Van Vollenhoven oefende ook felle kritiek uit op het regeringsbeleid ten aanzien van Indië, bijvoorbeeld in zijn werk De Indonesiër en zijn grond. Omgekeerd werd hij zelf ook het voorwerp van kritiek in het Leiden – Utrecht conflict. Toch zouden zijn ideeën uiteindelijk standhouden. Ze werden door zijn vele toegewijde studenten en promovendi uitgedragen in Nederlands-Indië en waren bepalend voor het Nederlandse beleid.

In 1933 overleed de grondlegger van de adatrechtswetenschap op 59-jarige leeftijd. Van Vollenhoven staat in Indonesië nog altijd bekend als bapak hukum adat: ‘de vader van het adatrecht’. Ook tegenwoordig kent Indonesië nog altijd veel onopgeloste conflicten over grond. Daarbij speelt de door Van Vollenhoven ontwikkelde kennis van het adatrecht nog steeds een cruciale rol.

Deze locatie komt voor in de volgende routes: